De Thaise schilder en de Dood

Een Oosters verhaal over een man die nog niet dood wilt

 

In Thailand leefde lang geleden eens een schilder. Die zat van 's morgens tot 's avonds op plekken waar een heleboel mensen kwamen. In een grote mantel gehuld, en met een hoed op tegen de zon, zat hij daar te kijken. Hij keek naar alle mensen op marktpleinen, op kermissen, in wijnhuizen, in theehuizen. Als het dan avond geworden was, ging hij naar zijn huis en hij begon alle gezichten die hij overdag gezien had, te schilderen: de gezichten van kinderen, van oude mensen, van rijke mensen, van arme mensen, van magere mensen, van dikzakken. Maar alleen hun gezichten. Hij had zijn hele huis vol gehangen met gezichten, gezichten en nog eens gezichten.

 

Op een nacht stond hij in zijn huis te schilderen. Terwijl hij ingespannen bezig was, werd er hard op de deur geklopt.

"Wat krijgen we nou? Wie kan dat zijn, midden in de nacht? Ik heb helemaal geen afspraak. Hè, wat vervelend nu!"

Hij liep naar de deur en deed open. Voor de drempel stond een vreemdeling. Die zei op barse toon: "Goedenavond, vriend! Ik kom je halen!"

"Goedenavond... U komt mij halen? Maar ik heb helemaal geen afspraak!"

"Ha! Dat is een mooie grap! Kijk, als ik iemand kom halen, dan gaat hij altijd met me mee. Dat is altijd zo geweest en dat zal voorlopig nog wel even zo blijven."

"Maar... wie bent u dan?"

"Ik ben de Dood!"

"De Dood? Dat moet een vergissing zijn. Ik voel me kerngezond! Ik ben trouwens druk bezig met het schilderen van een portret. Ik heb geen tijd! Ik denk dat je bij de buren moet zijn!"

Vlak voor de neus van de Dood gooide de schilder de deur dicht. En mopperend liep hij terug naar zijn schildersezel. "Belachelijk! Wat denkt die Dood wel!"

 

De Dood stond buiten en dacht: Dat is me nou nog nooit overkomen. Toch eens kijken waar die schilder mee bezig is.

Muisstil opende hij de deur en sloop naar binnen. Op zijn tenen liep hij door de kamer, tot hij vlak achter de schilder stond. Voorzichtig keek hij over diens schouder. En wat zag de Dood? Een beeldschoon meisjesportret! Zo'n mooi portret had de Dood van zijn leven nog nooit gezien. Ademloos bleef hij staan kijken naar het schilderij dat daar ontstond, en hij vergat de tijd.

 

Al die tijd stierven er op aarde dus geen mensen...!

Opeens besefte de Dood waarvoor hij gekomen was en hij zei: "Nu moet je toch echt met me mee, vriend!"

De schilder, die helemaal niet had gemerkt dat de Dood zo vlak achter hem stond, draaide zich verschrikt om. "Man, wat doe jij hier! Ik schrik me bijna dood! Wil je wel eens maken dat je wegkomt!" En hij duwde de Dood de kamer uit, de straat op, en wees naar de lucht. "Ga maar naar de Keizer van de Hemel en zeg dat het me niet uitkomt! Ik heb het veel te druk!"

 

De Dood, totaal overbluft, rees op naar de Hemel. Daar zat de Keizer van de Hemel hoog op zijn troon.

"Zeg Dood," zei de Keizer op verontwaardigde toon, "waar is die schilder die ik je opdroeg te gaan halen?" De Dood keek verlegen naar de Keizer op. "Hij eh... had geen tijd, Heer," antwoordde hij zachtjes. "Geen tijd?? Wat is dat voor onzin! Wil jij wel eens gauw naar beneden gaan en onmiddellijk die schilder halen!"

 

Dus de Dood daalde razendsnel af naar de aarde en klopte hard en dringend op de deur van de schilder. Er klonken driftige voetstappen en daar zwaaide de deur open. "Wat, ben jij het nu alweer, Dood? Hoepel op!" Maar nu was de Dood niet te vermurwen. "Geen praatjes meer! Ik krijg de grootste herrie daarboven! Je moet nu mee!"

Tja, toen zag de schilder wel in dat er niets meer aan te doen was. "Rustig maar! Even mijn spullen pakken en dan ga ik mee!" Hij begon op zijn dooie gemak al zijn schilderspullen in te pakken. Rollen met zijdepapier, verfblokken, inkt, penselen. "Zeg, komt er nog wat van?" foeterde de Dood. "Rustig! Innerlijke rust, daar komt het op aan! Dat heeft mijn moeder me vroeger altijd gezegd." De schilder stak een offerkaars aan. "Nou... ik ben zover. Zullen we dan maar?"

 

En samen stegen ze op naar de hemel. De Keizer zat ongeduldig op zijn troon. "Zo, ben je daar eindelijk. Waar bleef je al die tijd?"  De schilder blies zijn offerkaars uit, zette zijn spullen neer en sprak met onderdanige stem: "Heer, ik weet dat ik op aarde nooit meer zal kunnen schilderen. Daarom heb ik al mijn schilderspulletjes meegenomen, zodat ik hier verder kan schilderen."

"Hier verder schilderen? Geen sprake van!"

"Maar Heer... u zit zo hoog op uw troon, met al die prachtige tapijten eromheen die tot op de grond hangen. Zou ik die eens een beetje uit elkaar mogen schuiven en onder uw troon mogen kijken?"

Voorzichtig schoof de schilder de tapijten van elkaar.

"Nee maar... dat is een mooie ruimte daarbinnen. Zou ik daar misschien wat mogen schilderen? Ik kijk af en toe door een kiertje naar buiten en dan kan ik weer uren doorwerken."

"Dat gebeurt niet!" sprak de Keizer van de Hemel streng.

"Heer... als ik om me heen kijk... wat is uw hemel groot...! Weet u wat? Stuurt u me heel ver weg! Naar een hoekje van uw hemel waar u me niet ziet en niemand last van me heeft! Zodat ik daar een beetje door kan werken!"

De Keizer van de Hemel haalde zijn schouders op en zuchtte. "Nou... vooruit dan maar!"

 

En wat deed de Keizer? Hij zond de schilder naar de Geest van het Leven. En daar zit hij, tot op de dag van vandaag. Daar schildert hij de gezichten van de zielen die geboren gaan worden op aarde.

 

 

Wanneer Thaise vrouwen in verwachting zijn, offeren ze aan die schilder - in de hoop dat hij hun kind een mooi gezicht zal schenken...

 

Galerie Peter Leen  homepage                                                                                                                                                terug naar Kunst uit Thailand